(Voor Arthur Jaspers)
aan de schemerende gracht
hapert een man
gewikkeld in vroeger
en niemand streelt hem door zijn haren
hij wiegt
zijn verliezende lijf
op de maat van passanten – breekt
de laatste dagen van dit zo besloten feest
waarop iedereen te vroeg ging slapen
en sinds de kruisen binnenstromen
verkruimelt hij – de laatste bomen
barst
nooit meer
in bloemen uit